VN speciale rapporteur op het gebied van mensenrechten Tomas Ojea Quintana brengt deze dagen een bezoek aan Myanmar. Gedurende 11 dagen bezoekt hij op diverse plaatsen in het land de Rohingya bevolking die de het afgelopen jaar gebukt gaat onder toenemend geweld vanuit zowel overheidsdiensten als extreem-nationalistische boeddhisten.
De Rohingya’s worden niet door de overheid van Myanmar erkent als burgers maar weggezet als illegalen uit Bangladesh, ook al is hun aanwezigheid in het gebied al meer dan twee eeuwen geleden gedocumenteerd. De Rohingya’s – die voornamelijk in de noordwestelijke regio Rakhine State wonen – zijn hierdoor effectief statenloos. Ze worden door de overheid samengedreven in kleine dorpskernen die zij alleen met een vergunning mogen verlaten. Ook geldt er al vele jaren de officieuze wetgeving voor alléén deze bevolkingsgroep dat zij maximaal twee kinderen mogen krijgen, waardoor vrouwen bij een derde zwangerschap vaak aangewezen zijn op primitieve ‘zelf-abortus’ of kinderen simpelweg ‘niet bestaan’.
Sinds de sterke toename van etnisch geweld dat vorig jaar juni begon, zijn tienduizenden huizen en tientallen moskeeën afgebrand, minstens 200 Rohingya’s gedood en meer dan 140.000 op de vlucht geslagen naar voornamelijk Bangladesh en Thailand. Nog ongeveer 800.000 Rohingya’s zijn in Myanmar achtergebleven, deels in IDP (Internally Displaced People) kampen, welke nu door Quintana bezocht worden.
Quintana kan tijdens zijn reis niet rekenen op een warm welkom vanuit de Boeddhistische gemeenschap van Myanmar. Diverse mensen protesteren tegen zijn komst; spandoeken omschrijven hem als “One-sided Bengali Lobbyist” en geven hem een simpel advies: “Get out”. De Verenigde Naties en andere NGO’s worden in het land met argusogen bekeken en vaak verweten vooringenomen aan de kant van ‘de Bengalen’ te staan, een term die wordt gebruik om Rohingya als allochtonen aan te duiden.
Quintana zal zijn bevindingen in oktober aan de Verenigde Naties presenteren.