Met afslachten van een 94 jarige oude vrouw heeft het geweld in Myanmar een nieuw dieptepunt bereikt. Deze vrouw was nagenoeg gehandicapt door haar leeftijd en vormde dus geen werkelijke bedreiging tegen de boeddhistische bevolking daar. Haar dood is een klassieke daad van intimidatie, een boodschap aan de gehele moslim bevolking in voormalig Birma, dat geen van allen veilig zijn. Dit wordt nog bekrachtigd door het feit dat de recente aanvallen in Thandwe tegen Kaman moslims gericht waren, die onderscheiden dienen te worden van de Rohingya’s, die tot voor kort het voornaamste doelwit waren van het geweld in Arakan State. De Kaman moslim hebben burgerrechten en de Arkanese bevolking had tot voor kort goede relaties met hen.
Ook het tempo waarmee het geweld zich vanaf zondag 29 september heeft verspreid, suggereert dat het geweld achter de schermen wordt geregisseerd. Zondag was de aanleiding een simpel meningsverschil tussen een buddhistische taxi chauffeur en de leider van de Kaman Moslim Partij, Kyaw Zan Hla. Daarna ging het gerucht dat Kyaw Zan Hla het Boedisme had beledigd. In mum van tijd ontstonden toen bendes die een moskee en verscheidene huizen in lichterlaaie zetten. De volgende dagen verspreidden de aanvallen zich over de dorpen rondom Thandwe en op woensdag waren al tientallen huizen met de grond gelijk gemaakt. Een foto ging het internet rond van een locale journalist waarop een vrachtwagen vol met Arakanese boedisten voorzien van speren en zwaarden, getooid met rode hoofdbanden het oorlogspad leken te kiezen.
Er was maar een minieme vonk nodig om een verwoestende oproer te veroorzaken. Een soortgelijke kettingreactie vond plaats in april in Oakkan, waar een jong moslim meisje op een fiets een aalmoes kom van een monnik uit de hand stootte. Toen dat verhaal zich verspreidde vormdde snel een aantal grote menigte boedisten, die een moskee en huizen van moslims aanvielen, wat leidde tot de vernietiging van 77 huizen en waarbij een dode en negen zwaargewonden te betreuren vielen.
De maand daarvoor spraken de inwoners van Meikhtila in ‘Mandalay Divisie’ over convooien vol vrachtwagens die ‘vreemdelingen’ in de stad brachten terwijl het anti-moslim geweld op gang begon te komen. Ook uit Sittwe in Arakan staat kwamen soortgelijke ooggetuigenverslagen gedurende de gewelddadige rellen van vorig jaar.
Het is verleidelijk om in complottheorieën te gaan denken en het is vaak de impulsieve reactie van Birma watchers om de regering de schuld te geven, ofwel aan de regering gelieerde netwerken. Maar net als de gebeurtenissen die hierboven worden beschreven, passen ook de aanvallen op moslims in Lashio in Shan staat van mei jongstleden niet in het plaatje van uitsluitend locale volkswoede. Een verslag in de New York Times zei dat er gehoord was de meute daar Birmese nationalistische liederen aan het zingen, iets dat je normaal gesproken geen enkele inwoner van Shan staat zou horen doen. Ook laten beelden van het geweld in Meikhtila in maart zien dat de politie erbij staat en kijkt terwijl de menigte winkels in brand steken, hetgeen consistent is met locale berichtgeving dat de veiligheidstroepen de aanvallen toestonden.
Natuurlijk is er geen hard bewijs, geen paper trail of smoking gun, dat dit helemaal naar de top leidt. Wat President Thein Sein echt vind van de deplorabele staat van de interreligieuze verhoudingen in zijn land is niet duidelijk. Maar zijn aarzelende schoorvoetende antwoorden dit laatste jaar doet het vermoeden versterken dat hij niet scherp op wil treden. Waarom niet? Wellicht omdat machtige groeperingen, in zijn nabijheid, die niet blij zijn met de veranderingen in Birma van de gewelddadigheden profiteren. Zeker het leger, die een mogelijke afname van zijn macht vreest en die van deze onrusten kan profiteren omdat het daarmee de eigen relevantie kan aantonen. Neem bijvoorbeeld de Arakanese bevolking, die voorheen zo scherp tegen de aanwezigheid van het leger in hun gebied waren, maar die nu het leger om bescherming vragen, of prominente studenten activitsten, die hun hele leven al gevochten hebben tegen het leger, maar die nu zeggen dat ze hand in hand met het leger tegen de ‘moslim bezetter’ willen optreden.
En ook, is de groepsdynamiek zo sterk tussen over het land verspreidde Burmese bevolkingsgroepen dat de methode van geweld uit Sittwe vorig jaar – het snel vormen van bendes, de type wapens, de wijze van vernietiging – zo snel gekopieerd kan worden in Mandalay Divisie, in Shan staat, en zelf helemaal in Kachin staat, waar er helemaal geen geschiedenis is van anti-moslim vijandigheden. Ook lijkt het kruidvat met een steeds zwakkere vonk tot ontploffing te komen, wat niet het geval zou moeten zijn als de overheid krachtdadig zou ingrijpen.
U Win Myaing, woordvoerder voor de regering van Arakan, die werd geïnterviewd door de New York Times suggereert echter dat de ernst van de recente gebeurtenissen die het geweld hebben uitgelokt niet belangrijk is, wat belangrijk is wie de dader daarvan is. “Je ziet dat in elk van de recente conflicten, Bengali’s (zo worden de Rohingha’s genoemd) de oorzaak waren. Het probleem begint altijd met hen.” Door te benadrukken dat de vijand tussen ons leeft, stimuleert de regering op een passieve wijze het geweld. Win Myaing praat ze bijna goed. Maar de griezelige overeenkomsten tussen de bijna tien uitbarstingen van geweld tegen moslims sinds juni vorig jaar, suggereert dat er iets meer aan de hand is dan simpelweg volkswoede.
Vertaalt uit het Engels, origineel artikel van Francis Wade, http://asiancorrespondent.com/author/insideburma/