Een hoge VN-functionaris heeft gisteren gewaarschuwd voor de gevolgen van een groeiende polarisatie tussen boeddhisten en moslims in Myanmar. Ze stelde dat de leefomstandigheden in de kampen voor ontheemde moslims verschrikkelijk zijn. Ook sprak ze over structurele discriminatie, willekeurige arrestaties, marteling, verkrachting waar de Rohingya-bevolking onder te lijden heeft.
Yanghee Lee – de speciale rapporteur voor de mensenrechten in Myanmar – hield zaterdag een persconferentie aan het eind van haar eerste 10-daagse bezoek aan het land en riep de regering op om het terugkerend probleem van geweld tussen de religieuze gemeenschappen aan te pakken.Tijdens haar reis heeft Lee diverse kampen in de westelijke provincie Arakan State bezocht, waar naar schatting zo’n 140.000 stateloze Rohingya-moslims worden gehuisvest. Deze kampen werden enkele weken geleden in de New York Times omschreven als ‘21ste eeuws concentratiekampen’.
Over deze kampen rond de stad Sittwe zei Lee: “De situatie is hier uiterst betreurenswaardig. Veel van de bewoners verblijven nu al twee jaar in deze kampen en ik geloof niet dat zij voldoende toegang hebben tot de meest noodzakelijke basisvoorzieningen.”
In juni stelde een andere hoge ambtenaar van de VN, Kyung-Wha Kang, dat ze in de Rohingya-kampen in Arakan State getuige was geweest van een niveau van menselijk lijden wat ze nooit eerder had gezien.
Lee, op haar eerste reis naar Myanmar sinds zij vorige maand werd aangesteld op deze positie, bracht ook een bezoek aan Mandalay, in omvang de tweede stad van het land, waar geweld tussen boeddhisten en moslims eerder deze maand aan twee mensen het leven kostte.
Ze constateerde dat het terugkerende geweld tussen de religieuze gemeenschappen de “diepe verdeeldheid en een groeiende polarisatie tussen islamitische en boeddhistische gemeenschappen” aan het licht bracht.
Gebrek aan gezondsheidszorg
Lee beschreef tijdens haar toespraak een gebrek aan klinieken en adequate toegang tot gezondheidszorg, die zij zei erg zorgelijk acht in de nasleep van het geforceerde vertrek eerder dit jaar van een aantal internationale NGO’s die juist deze cruciale gezondheidszorg op zich hadden genomen.
In februari verdreef Myanmar de belangrijkste hulporganisatie die gezondheidszorg leverde voor meer dan een half miljoen Rohingya in Arakan State – Artsen Zonder Grenzen-Holland – nadat de organisatie had gemeld dat de Rohingya die zij verzorgden het slachtoffer van geweld waren geweest in het zuiden van Maungdaw, nabij de grens met Bangladesh.
In maart werden tevens de kantoren en opslag in Sittwe van diverse non-gouvernementele organisatie’s (NGO’s) en de VN aangevallen door boeddhisten die boos waren vanwege geruchten dat een buitenlandse stafmedewerker van een andere groep, Malteser International, een boeddhistische vlag hadden ontheiligd. Dit geweldsincident leidde tot de terugtrekking van hulporganisaties die gezondheidszorg voor 140.000 ontheemde Rohingya verleenden die waren gevlucht voor het geweld vanuit de boeddhisten sinds 2012.
Lee zei: “Met het vertrek van deze NGO’s die kritieke diensten leverden met betrekking tot gezondheidszorg terwijl het functioneren van lokale humanitaire organisaties nog niet op volle capaciteit was na de aanslagen in Sittwe maart, blijkt de gezondheidszorg nog lang niet op het niveau waar behoefte aan is.”
Ze zei dat ze verontrustende berichten had ontvangen over mensen die sterven in de kampen als gevolg van het ontbreken van medische noodhulp.
Stelselmatige discriminatie
Ze voegde eraan toe dat moslims voortdurend lijden onder stelselmatige discriminatie, beperking van de bewegingsvrijheid, beperkte toegang tot land(bouwgronden), voedsel, water, onderwijs en gezondheidszorg, en beperkingen op huwelijken en geboorteregistratie.
Lee zei dat ze diverse aantijgingen had verzameld van mensenrechtenschendingen tegenover de moslimbevolking in Arakan State, waaronder willekeurige arrestaties, marteling, moslims die sterven tijdens detentie, het ontzeggen van een eerlijk proces, verkrachting en seksueel geweld.
“Ik constateer dat deze beschuldigingen zeer ernstig zijn en zij verdienen direct nader onderzoek, waarna de daders ter verantwoording dienen te worden geroepen,” zei ze.
Lee merkte op dat ze door de overheid onder druk was gezet om niet de term ‘Rohingya’ te gebruiken omdat deze term niet door de overheid erkent werd. “Echter, als onafhankelijk mensenrechten specialist schik ik mij tot het internationaal recht. In dat opzicht erken ik het belang dat minderheden het recht hebben zichzelf te identificeren op basis van hun nationalistische, etnische, religieuze of linguïstische kenmerken en dat de bescherming hiervan door de staat een onderdeel is van om discriminatie van groepen of individuen tegen te gaan,” aldus Lee.
Yanghee Lee zal haar definitieve en gedetailleerde verslag over de mensenrechtensituatie in Myanmar voorleggen aan de 69ste bijeenkomst van de ‘General Assembly’ van de Verenigde Naties, later dit jaar.