Als je in de rugzakken van de meeste tieners in India kijkt vind je boeken, maar in zijn tas draagt Ashokur Rahman zijn meest waardevolle bezig bij zich: een vluchtelingenkaart van de Verenigde Naties Vluchtelingenorganisatie (UNHCR) en een single-entry visum van India dat in 2015 afloopt.
Rahman is een van de 6.000 islamitische Rohingya vluchtelingen in het land en behoort tot de 4.500 vluchtelingen die een registratiekaart hebben gekregen van de UNHCR. Deze groep vluchtelingen vertegenwoordigt maar een klein deel van de bevolking die is gevlucht vanuit Myanmar; anderen gingen naar Bangladesh, Maleisië, Indonesië en Thailand.
In India zijn naar schatting nog enkele duizenden andere statenloze en niet-geregistreerde Rohingya, onder meer in de hoofdstad New Delhi.
Een stoffige weg tegenover het in aanbouw zijnde metrostation in Kalindi Kunj in het zuiden van New Delhi is het tijdelijk adres van Rahman. Er staat een cluster van 50 huizen op een stuk grond dat is aangekocht door de Zakat Foundation van India, een niet-gouvernementele islamitische organisatie. Meer dan 200 mensen wonen hier op een gebied ongeveer zo groot als drie tennisbanen.
De huisjes in deze nederzetting staan bekend als Dar-ul-Hijrat (“huis van migranten” in het Arabisch). Het zijn geïmproviseerde hutjes van zeildoek lakens en bamboe palen. Bij 38 graden Celsius waan je je binnen de huisjes zonder goede ventilatie als in een oven. Tijdens de winter is het in de huisjes ijskoud en ze lekken tijdens het regenseizoen.
“Maar we hoeven geen huur te betalen,” legt Rahman uit. Zijn familie betaalde eerst 500 roepies (€6) per maand om te leven in een gelijkwaardige nederzetting in Jammu voordat ze naar New Delhi kwamen.
Rahman leeft al zolang hij zich kan herinneren zonder een vaste verblijfsplaats. Zijn vader kwam eerst naar India en betaalde een ‘tussenpersoon’ om te helpen zijn gezin ook over de grens te krijgen. Rahman begon toen al als kind te werken; hij verzamelde stukken metaal. Op een goede dag verdient hij nu 250 roepies (€3) per dag met verschillende baantjes.
“Als ik zou kunnen lezen en schrijven zou dat wellicht anders zijn geweest,” zegt hij. “Maar als ik naar school ga, wie zal dan het geld verdienen voor mijn familie? Mijn moeder draagt de zorg voor mijn broertjes en zusjes en mijn vader is te oud om nog te kunnen werken.”
Terwijl de jonge mannen hun dagen vullen met het zoeken naar baantje en een beetje rondhangen, zijn de vrouwen binnen aan het zorgen voor de halfnaakte kinderen die in huis rondlopen. De oudere Rohingya liggen hulpeloos in bed, vaak met gezondheidsklachten. Een andere inwoner, Mohammad Haroon, vreest dat met de naderende zomer vele gezondheidsrisico’s op de loer liggen.
Haroon is bezorgd over de hygiëne en sanitaire voorzieningen, in het bijzonder het gebrek aan schoon drinkwater of behoorlijke riolering. “Deze uitdagingen zullen we blijven houden,” zegt Haroon. “Maar in ieder geval hebben we een plek om te wonen.”
Voor anderen, zoals Sekowara, vormen de nederzettingen een levendige herinnering aan het land dat ze zijn ontvlucht. De 25-jarige Sekowara zegt dat ze als kind Myanmar verliet met haar vader als een kind nadat haar moeder werd gedood. Haar overvolle kamer is nu de thuisbasis van drie generaties. “Onze ouders leefden als vluchteling, wij leven als vluchteling en onze kinderen kunnen ook leven als vluchteling,” zegt de moeder van drie kinderen.
“Ik ben bezorgt over de toekomst van mijn kinderen. Ik zou terugkeren naar Myanmar, als de situatie is verbeterd”. Maar als ze horen over de wreedheden die daar plaatsvinden, worden zelfs de meest optimistisch gestemde Rohingya negatief.
Abdullah, die in 2012 naar India vluchtte, is een van de slachtoffers van de etnische zuiveringen die in Arakan State (Myanmar) plaatsvinden. Maar de meeste van Abdullah’s broers en zussen hadden geen mogelijkheden om ook te vluchten.
“Ik bel ze bijna dagelijks,” zegt die 22-jarige die nog in afwachting is van een officiële vluchtelingenkaart. “Ik maak me zorgen over hen, want uit Myanmar komt alleen maar slecht nieuws.”
Volgens Dominik Bartsch, UNHCR leidinggevende van de missie in India, is er nog een sprankje hoop voor de Rohingya. “Myanmar staat aan het begin van een beweging richting meer democratie. Het land zal de onderliggende etnische spanningen intern moeten aankaarten en tot een plan knomen hoe men in harmonie samen gaat leven,” zegt hij. “Tijdens de komende jaren zullen we hopelijk vooruitgang zien die er toe doet.”
Maar voor Rahman, wiens herinneringen aan zijn thuisland zijn gevormd door jaren van geweld, is de toekomst onzeker. Zonder een thuisland en een vast adres zal hij naar eigen zeggen altijd in ballingschap blijven leven. Zijn identiteit zal beperkt blijven tot het registratienummer op zijn vluchtelingenkaart.
(dit artikel van Bibek Bhandari verscheen op 5 mei in de Engelstalige sectie van de South China Morning Post)